Ja, maar …

Deze twee woorden hoor ik regelmatig in gesprekken. Iemand maakt een opmerking of kaart iets aan wat belangrijk is. Zonder lang na te denken, reageert een ander: “ja, maar”. Eigenlijk wil hij daarmee zeggen dat hij het er niet mee eens is. Op zo’n manier worden de mooiste en beste initiatieven de kop ingedrukt. Het gesprek wordt dood geslagen. We gaan over tot de orde van de dag en hebben niets bereikt.

In het Evangelie van dit weekend gebeurt ook zoiets. Iemand vraagt Jezus: “hoe kan ik het eeuwig leven bereiken ?” Het antwoord van Jezus is heel duidelijk: “je moet God beminnen met heel je hart en heel je ziel en heel je verstand. En je moet van je naaste houden zoals jij van jezelf houdt”.

Je voelt het al aankomen. ‘Ja, maar … , wie is dan mijn naaste ?’ Op deze vraag geeft Jezus antwoord door een voorbeeld uit de praktijk te noemen. We kennen dat verhaal, het gaat over de barmhartige Samaritaan. Anderen lopen voorbij aan een gewonde man, maar deze Samaritaan helpt hem. Wie is jouw naaste ? Die vraag mogen wij ons stellen; ‘wie is mijn naaste ?’

Is dat degene die in de kerk naast me zit of een paar banken verder ? Is mijn naaste degene die alleen tijdens deze viering aanwezig is ? Mijn naaste is hij of zij die ik op mijn weg tegen kom en die het niet zonder hulp kan redden. Ik word door die vreemde, naaste, geraakt, en bied mijn hulp aan.

Het blijkt dan gewoon een mens te zijn, zoals u en ik. Het is een nieuwe ontmoeting, een nieuwe of andere kennismaking. Die vreemde komt op mijn weg, zonder ook maar te denken aan ‘ja, maar’ help ik mijn naaste.

diaken Gerrit Fennema